zaterdag 24 april 2010

The Last Part Of The End. [6]

6.

De dagen verstreken en nog steeds had ze de spullen niet terug gebracht. Ze lagen keurig te wachten, fris gewassen in een plasticzak op haar bureau. Elke keer als ze er naar keek voelde ze zich schuldig. Hij wilde vast zijn spullen terug, maar zij was te laf om ze terug te brengen. Stel je voor, straks wist hij niet meer wie zij was of pakte hij de tas aan en zei ‘doei’. Ze wilde hem niet laten gaan, niet nu al. Ze was juist zo blij geweest dat er iemand voor haar geweest was, dat wilde ze nog even niet kwijt. Ze was bang dat ze dan weer terug viel in haar eenzame bestaan, dat wilde ze niet meer nu ze weer wist hoe gezelschap voelde. Hubrecht was niet het enige probleem, over twee dagen was de controle in het ziekenhuis al. Ze wilde niet, bang voor wat ze misschien zou gaan horen. De laatste paar dagen overwoog ze het idee om niet te komen opdagen, om gewoon niet te gaan. Als ze het niet wist had ze er ook geen last van. Alleen het probleem was dat niet weten bijna net zo erg was als het weten dat het fout zat, je wist niet precies waar je aan toe was. Ze rilde bij het idee weer door die lange, witte gangen te moeten lopen. Die doktoren die je allemaal wilde zien en je overal prikten. Ze probeerde haar gedachte af te sluiten van dat onderwerp, maar steeds kwamen die beelden weer terug. Na een paar dagen kon ze ze het bijna niet meer uithouden en voelde ze zich nog meer in zichzelf gevangen dan eerst. Nu had ze het gevoel dat haar hoofd bijna barstte, ze wilde afleiding zoeken. Het pakketje op haar bureau staarde haar aan en trok haar aandacht. Ze haalde diep adem en besloot het dan toch te gaan langsbrengen, het zou toch een keer moeten gebeuren. Ze zette alle angsten aan de kant en pakte de zak op. Het moest maar, ze zou vanzelf wel zien hoe hij reageerde als ze opeens weer voor zijn deur stond. Ze wist niet eens of hij thuis zou zijn, ze had niet om hem te bereiken, dus ze moest het er maar op wagen. Ze haalde opnieuw diep adem en liep haar beneden. Ze trok haar jas aan en ging naar buiten.

Ze wist de weg niet precies meer, ze had de vorige keer niet echt gelet op waar ze liep en hoe ze daar moest komen. Ze liep en ze liep. Ze zong mee met de muziek die haar iPod afspeelde en doodde zo de tijd van het lopen. Af en toe herkende ze de huizen nog van toen ze er die dag langsgelopen was. Zo zou het goed moeten gaan. Ze kreeg gelijk, na een tijd lopen stond ze weer in de straat waar ze moest zijn, het huis van Hubrecht. Ze begon langzamer te lopen en voelde de angst weer omhoog kruipen. Dit was eng, dit was echt eng. In haar hoofd speelden verschillende scenario’s zich af over wat er zou gebeuren als ze op de bel gedrukt had. De spanning was hoog en ze sloot even haar ogen. Ze kon het niet blijven uitstellen, ze was er nu toch. Met lood in haar schoenen liep ze naar de voordeur. Haar vingers zweefden nog even aarzelend boven de deurbel, maar duwden daarna de knop in. Ze hoorde niets en drukte nog een keer, weer niets. De bel was dus blijkbaar kapot. Ze twijfelde, wat moest ze nu doen? Ze aarzelde nog even, maar besloot toen maar gewoon op de deur te kloppen. Ze haalde diep adem. Het duurde even, maar toen zag ze iets bewegen achter de deur. Livia was van top tot teen gespannen. Het plastictasje in haar hand hield ze zo stevig vast, zodat het leek alsof ze het nooit meer los zou laten.

De deur werd open gedaan en ze keek op. Haar ogen werden groot van schrik en ze deed snel een stap achteruit. Dit was Hubrecht niet. Waar was hij? Paniekerig staarde ze de vreemde jongen aan die in de deuropening stond. Deze jongen was niet zo dun als Hubrecht en zeker niet zo blond. Hij had helemaal geen blond haar, het was pikzwart. Zwart, dat aan alle kanten uit stond en ook zijn ogen waren een beetje zwart gemaakt. Hij had een ringetje in zijn neus en ze kon nog net een stuk van een tattoo op zijn borst zien, de rest werd bedekt door een zwart wit geblokt overhemd. De jongen keek haar vragend aan, maar zij stond aan de grond genageld. Waar was Hubrecht? Het bleef maar door haar hoofd spoken. Wie was deze jongen en wat deed hij hier? Ze wilde wegrennen, weg van deze vreemde jongen, maar ze deed het niet. Ze wilde een keer niet wegrennen voor iets, niet weer opnieuw laf zijn. Ze stond nog steeds doodstil en staarde de jongen aan. Hij wist blijkbaar ook niet wat hij met haar aanmoest.
‘Waar is Hubrecht?’ vroeg ze moeizaam.
‘Six? Hij is binnen. Wat kom je doen?’ antwoordde de vreemde jongen.
‘Hubrecht,’ mompelde ze.
‘Zal ik hem even voor je halen?’
Ze knikte, ze moest Hubrecht zien. Ze zag de jongen naar binnen lopen en hoorde stemmen. Ze kon niet verstaan wat ze zeiden, maar algauw zag ze de jongen terug komen met daarachter het onmiskenbare blonde haar van Hubrecht. Opgelucht haalde ze adem en ontspande haar lichaam enigszins. Hij was er nog. Ze zocht zijn ogen en toen ze die gevonden had zag ze dat ze nog precies hetzelfde waren. Hij glimlachte.
‘Livia’
Hij wist het nog, hij wist haar naam nog. Haar ogen lichtten op en ze keek verlegen naar de grond.
‘Ik kom je spullen terug brengen,’ mompelde ze zachtjes.
Ze stak de zak met kleren naar voren en wachtte tot hij het aanpakte. In haar ooghoeken zag ze dat de vreemde jongen verbaasd van de één naar de ander keek. Hij begreep duidelijk niet veel van de situatie. Ze wilde weten wie hij was, weten wat hij hier deed. Ongemakkelijk bleef ze staan, niet goed wetend wat te doen.
‘Kom anders even binnen,’ zei de vreemde jongen, ‘dan kan Six gelijk vertellen waar hij jou nou weer vandaan heeft gehaald.’
Livia zag dat hij knipoogde en even opzij keek naar Hubrecht. Six? Dat begreep ze niet helemaal. Het zou waarschijnlijk wel een bijnaam zijn, ze kon alleen niet verklaren hoe hij daar aan gekomen was. Ze bedacht opnieuw dat ze eigenlijk niets van hem wist en zette het uit haar hoofd. De vreemde jongen deed een stap opzij en maakte een gebaar, zodat ze achter Hubrecht aan naar binnen liep. De huiskamer was opnieuw leeg, er was meer troep vergeleken met de vorige keer, maar alles was voor de rest hetzelfde. Ze bleef onhanig staan en wachtte tot iemand zei dat ze kon gaan zitten. De vreemde jongen en Hubrecht gingen op de bank zitten en Hubrecht maakte een gebaar, zodat ook zij plaats nam. Even was het stil en wisten ze alle niets te zeggen. Toen nam de vreemde jongen het woord.
‘Ik zal mijn maar even voorstellen, Laurens.’
‘Hoi,’ mompelde ze.
Laurens. Mooie naam. Hij zag er enger uit dan hij waarschijnlijk was, hij klonk in ieder geval aardig. Mooie stem, dat ook.
‘Jij bent Livia dus. Dat zei Six net, dus dat neem ik aan.’
Ze knikte, dat had hij goed onthouden. Ze hield haar blik op de grond gericht en wist niet wat te doen. De twee jongens keken elkaar aan en gaven elkaar blijk dat ze niet zo goed wisten wat ze met het meisje tegenover hen aanmoesten. Ze hadden medelijden met haar, ze straalde iets triests uit, verdriet en angst. Hubrecht wilde haar helpen, haar treurige gezicht zien lachen. Uit het gesprek van hen was hij meer over haar te weten gekomen, maar niet was haar dwars zat. Dat haar iets dwars zat, was hem duidelijk. De stilte duurde voort en Livia had haar ogen nog steeds op de grond gericht, wat moest ze doen? De jongens bewogen, dat hoorde ze, maar ze wist niet wat ze deden.
‘Wil je wat drinken?’
Hubrecht sprak en Livia keek op. Ze knikte.
‘Water graag.’
‘Witte?’, nu keek Hubrecht Laurens aan.
‘Is het te vroeg voor wodka cola?’ hij grijnsde.
‘Moet jij weten’, Hubrecht lachte.
‘Ach, geef maar een gewone cola adn.’
Hubrecht verdween en Livia en Laurens bleven achter. Laurens ving haar blik een bleef haar aankijken.
‘Hoe ben je bij Hubrecht verzeild geraakt?’
Zou ze dat vertellen of zou ze dat aan Hubrecht overlaten? Wie was hij en waarom wilde hij dat weten? Duizenden vragen dwaalden door haar hoofd.
‘Wie ben je?’ vroeg ze uiteindelijk.
‘Dat had ik toch al gezegd?’ een vragende blik lag op zijn gezicht, ze knikte.
‘Maar wat doe je hier?’
‘In dit huis? Ik woon hier?’
Woonde hij hier? Dus Hubrecht was niet alleen, zoals ze eerst dacht. Laurens hield hem gezelschap. Woonden ze samen als huisgenoten of waren ze samen? Nog maar vragen kwamen bij haar naar boven en helder nadenken lukte haar ook niet meer. Als ze zich ergens op probeerde te concentreren begon alles te bewegen voor haar ogen en kneep ze haar ogen dicht.
‘Zijn jullie samen?’
Laurens keek haar aan en barstte toen ik lachen uit, een heel schattige lach.
‘Six en ik, als stel? Nee, dat nooit.’
Hij moest nog harder lachen, het idee van hem samen met Hubrecht vond hij zo absurd dat hij er alleen maar om kon lachen. Livia voelde dat ze rood werd, ze had iets raars gezegd, maar lachte toen schuchter met Laurens mee. Op dat moment kwam Hubrecht weer binnen lopen met het drinken en keek nogal verbaasd toen hij zag dat er gelachen werd.
‘Six,’ Laurens wendde zicht tot Hubrecht, ‘moet je horen. Ze vroeg net af wij samen waren, als in een stel, vind je die niet goed?’
Toen hij dat hoorde, moest ook hij lachen. Hij zette het drinken neer en nam toen plaats op de schoot van Laurens. Hij sloeg zijn armen om de nek van Laurens en keek hem verliefd aan.
‘Maar schat, dat is toch ook zo?’
‘Oh ja, natuurlijk lieverd.’
Laurens streek door het haar van Hubrecht en keek hem diep in de ogen. Livia proestte het uit en ook de jongens moesten moeite doen om serieus te blijven kijken. Twee volwassen jongens, één op de schoot van de ander en dan deden alsof ze een getrouws stel waren.
‘Lach je onze liefde uit? Sixlief is mijn alles, toch honnepon?’
Hubrecht knikte heftig, maar moest toen toch echt lachen. Ze lagen dubbel om iets totaal onzinnigs.

Het deed Livia goed om te proberen om te lachen. Ze had het gevoel alsof haar lachspieren afgestorven waren. Om nu weer te kunnen lachen, voelde goed. Ze haalde een hand door haar haar en keek de jongens vrolijk aan. De jongens waren blij om haar te zien lachen, dat liet een knap gezicht zien achter het grauwe, ingevallen gelaat. Het gesprek kwam na dit voorval snel op gang. Laurens kreeg het hele verhaal te horen en ze hadden zat onderwerpen om over te praten. Livia merkte op dat Hubrecht en Laurens totaal anders waren dan Xander en Marjolijn. Grappig, ze had al dagen niet meer aan hen gedacht, ze had ze inderdaad niet meer nodig. Deze twee jongens waren anders, maar iets aan hen trok Livia aan. Ze wist niet goed wat dat was, maar het voelde goed. Ze zou ze graag vaker willen zien, beter leren kennen. Maar misschien zaten ze daar helemaal niet op te wachten, een zwak kind. Ze besloot voor het eerst zich daar geen zorgen over te maken en te genieten van het moment zelf. Een moment waar ze weer even kon zijn wie ze geweest was, even een moment van rust. Dit zat goed, dat wist ze.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten