zondag 4 april 2010

The Last Part Of The End. [4]

4.

Het weer was omgeslagen, in plaats van de felle zon die scheen die ochtend, waren er nu grote wolken te zien in de lucht. Kleine druppels vielen omlaag en de bomen wiegden angstig heen en weer. De druppels werden groter, je zag mensen rennen met een tas boven hun hoofd en er was bijna niemand meer op straat. De straten werden natter en de minuten kropen voorbij, tot er helemaal niemand meer te zien was. De stilte werd alleen onderbroken door het zacht getik van de regendruppels op de grond. Wat niemand opviel was dat er nog wel iemand buiten was in de nu hevige regen. Een meisje dat op haar buik op de straat lag, net buiten het zicht van de meeste mensen. De regen had haar doorweekt en haar haren lagen in slierten om haar hoofd, ze bewoog niet. Ze lag daar en hield haar ogen dicht. Ze was niet in staat om overeind te komen en liet gedwee de regen haar lichaamstemperatuur verlagen. Ze wilde opstaan, een plek zoeken waar het droog en warm was, ergens waar de straat niet zo hard lag. Het lukte niet. Ze opende haar ogen en zag grote plassen water. De lucht was donker, onheilspellend en ze deed haar ogen weer dicht.
Een jongen met een zak boven zijn hoofd liep langs de huizen heen en probeerde zo snel mogelijk te lopen, zonder in de plassen te staan. Hij liep zo snel dat hij niet opmerkte dat er iemand op de grond lag. Hij trok zijn plastic zak nog dieper over zijn hoofd en keek recht voor zich uit, maar in zijn ogen hoeken zag hij iets wat zijn aandacht trok. Hij draaide zich om en probeerde te achterhalen wat het was. Hij schrok. Op de grond lag een gedaante van een meisje, roerloos en doorweekt. Snel liep hij terug en knielde naast haar neer. Voorzichtig draaide hij haar om of te kijken of ze nog bij kennis was. Het gezicht zat onder het bloed en haar ogen waren gesloten, maar ze ademde. Je kon horen dat hij opgelucht was. Hij wist alleen niet wat hij moest doen, radeloos haalde hij zijn hand door zijn, nu wel natte, haar. Zachtjes schudde hij het levenloze lichaam door elkaar, de druppels die op haar gezicht vielen spatten uiteen en liepen vervolgens langs de zijkant naar beneden. Hij veegde er een paar weg en schrok, ze was steenkoud. Moedig zoals hij was trok hij zijn eigen jas uit en legde hij die voorzichtig over haar heen. De jongen bleef naar haar kijken en wist niet wat te doen. Hoog in de lucht klonk de donder en de regen nam nog heftigere vormen aan. De jongen rilde, hij had het koud zo zonder jas. Met zijn vingers veegde hij een sliert haar uit het gezicht van het meisje en keek omhoog, een donkere grijze massa. Je zag dat de jongen iets had besloten, resoluut wendde hij zijn hoofd af en keek weer naar het meisje aan zijn voeten. Een twijfelachtige uitdrukking sierde zijn gezicht, maar een paar seconden later was dat veranderd in vastberadenheid. Voorzichtig schoof hij zijn armen onder het lichaam en tilde het op. Ze was zo licht als een veertje en nu hij gezicht van dichtbij bekeek, zag hij hoe mager ze was en hoe groot de wallen onder haar ogen waren. Hij vroeg zich af wat dit meisje in zijn armen allemaal al had meegemaakt om er zo uit te zien en zo alleen te zijn. In grote passen liep hij in de richting waar hij eerder ook van plan was naar toe te gaan, alleen nu lette hij er niet meer op of hij in de plassen stapte. Hij voelde hoe zijn schoenen nat werden en algauw voelde hij zijn voeten niet meer door de kou. Zien waar hij heen ging was bijna onmogelijk geworden door de felle regen, het was dat hij de weg kende dat hij wist waar hij liep. Hij keek weer naar het meisje in zijn armen en versnelde toen zijn tempo. Links, rechts, de brug over, rechts. Hij liep verschillende straten in en hield uiteindelijk halt voor een ietwat gehavende voordeur. Hij opende de deur en liep voorzichtig, zodat hij haar hoofd niet zou stoten, naar binnen. Het huis was koud en leeg, er leek niemand aanwezig te zijn. Hij verplaatste zich naar de trap en zorgde dat hij zonder problemen de eerst volgende etage bereikte.
Boven legde hij haar op een bed neer in een van de verscheidene kamers. Je zag dat hij voor een moeilijke keuze stond. Ze was doorweekt en koud door de regen en hij zou haar met liefst wat droge kleren aantrekken. Maar iets weerhield hem ervan omdat te doen en hij voelde zich niet op zijn gemak. Hij ging op een stoel zitten en keek naar het meisje, ze lag er nog steeds roerloos bij. De ogen nog altijd gesloten en de armen en benen lagen in de positie zoals hij haar neergelegd had. De jongen werd rusteloos. Hij stond op en liep heen en weer door de kamer en keek steeds even naar het lichaam dat op het bed lag. Hij haalde een deken uit een andere kamer en legde die over haar heen. Buiten kwam de regen nog steeds met bakken uit de hemel. De plassen waren nu dieper en zelfs auto’s hadden moeite met het water. De jongen liep naar het raam en keek naar buiten. Aan zijn gezicht was niet af te leiden wat hij dacht, maar dat hij ergens aan dacht was duidelijk.

Het meisje voelde opeens een onverklaarbare hoofdpijn. Haar hoofd was duf en ze kon zich niet goed herinneren wat er precies was gebeurt. Ze probeerde zich te bewegen, maar ze kreeg haar arm niet opgetild. Ze kon zich nog iets herinneren van een val, maar wat er daarna gebeurd was wist ze niet. Ze hield haar ogen nog altijd gesloten. Ze had het koud, haar vingers voelde ze bijna niet en het haar zat vastgeplakt aan haar gezicht, nat. Ze kon zich niet herinneren dat ze met water in aanraking was gekomen, maar toen ze daarover na probeerde te denken, begon haar hoofd te bonken. Ze kon zich ook niet herinneren dat de grond zo zacht had aangevoeld en de lucht net een warme deken was. Plots hoorde ze een krakend geluid en voorzichtig opende ze haar ogen, ze schrok. Ze lag helemaal niet op de grond, niet meer in ieder geval en ze lag nu in een kamer die ze nog nooit eerde had gezien. Ze voelde haar hart bonzen, waar was ze en wat deed ze hier, wie had haar hier gebracht? Haar hoofd deed nog steeds onaangenaam pijn en nu voelde ze ook een brandende pijn op haar gezicht. Ze werd onrustig, ze wilde hier weg. Ze was niets voor niets weg gelopen, ver weg van alles. Ze wilde niemand om zich heen, niemand zou haar toch begrijpen. Met haar vingers probeerde ze de deken weg te trekken, maar ze was zo verkleumd dat ze het niet voor elkaar kreeg. Uit frustratie dat het niet lukte probeerde ze het opnieuw, het lukte.
Blijkbaar had ze een geluid gemaakt, want de jongen die bij het raam stond draaide zich om. Toen hij zag dat het meisje wakker was bleef hij even aarzelend staan, mar liep toen naar haar toe. Ze had niets in de gaten, ze probeerde de gehele deken te verwijderen. De jongen maakte een geluidje en bleef afwachtend staan. Het meisje schrok en vergat waar ze mee bezig was, ze draaide haar hoofd om, om te kijken waar het geluid vandaan kwam. Een lange, dunnen jongen stond in het midden van de kamer. Met grote ogen staarde ze hem aan en trok in een reflex de deken weer over zich heen. Ze wendde gauw haar hoofd af en hoopte dat de jongen weg zou gaan. De jongen ging echter niet weg, hij stond daar nog steeds naast het bed. Hij observeerde het meisje en toen het hem niet waarschijnlijk leuk dat ze weg zou rennen liep hij voorzichtig naar haar toe. Naast het bed ging hij op zijn knieën zitten. Het meisje maakte zich klein toen ze merkte dat de jongen dichterbij was gekomen. Haar natte kleren deden haar rillen en ze voelde nog steeds die pijn. Ze voelde opeens een hand op haar schouder, ze schrok, maar bewoog niet.
‘Hee’, de stem van de jongen klonk zacht.
Het meisje hoorde ook die geruststellende klank in zijn stem en ontspande zich enigszins.
‘Kun je je omdraaien?’
Opnieuw klonk de stem zacht en oprecht. De hand op haar schouder verdween en een koude plek bleef achter. Met wat moeite probeerde ze zich om te draaien en verlangde dat ze die hand weer op haar schouder zou voelen. Haar hoofd lag nu op de andere kant op het kussen. Bloedspetters waren goed zichtbaar op het wit en het meisje zag dat de jongen er naar keek. Snel legde ze haar handen erop. De jongen stak aarzelend zijn hand uit en veegde toen opnieuw een sliert nat haar uit haar gezicht. Het meisje huiverde, de warme vingers voelde onnatuurlijk op haar koude huid, maar niet onprettig. Een kleine glimlach speelde om haar lippen en ze zag de jongen ook ontspannen.
‘Wat is je naam?’
De jongen keek in haar ogen en ze zag dat hij het niet uit beleefdheid vroeg, maar uit interesse. Ze opende haar mond en sprak het kleine woord uit.
‘Livia’
Ze zag dat de jongen de naam opnam en toen ook glimlachte.
‘Hubrecht’
Dat hij ook zijn naam uitsprak zorgde voor een onbekend gevoel bij haar, het stelde haar gerust. Vreemde naam, dat wel, je hoorde zoiets niet vaak. Het sprak haar wel aan, ze herhaalde het een paar maal in haar hoofd, Hubrecht. Ze bekeek hem eens goed. Een dun lichaam, ze had nog nooit een jongen gezien die zo dun was als hij, al zag het er niet onnatuurlijk uit. Witblonde haren, die wild door elkaar en langs zijn hoofd vielen. Zijn kleren misstonden hem ook niet. Toen ze doorhad dat hij zag dat zij naar hem keek werd ze rood, maar hij glimlachte opnieuw.
‘Hoe kom ik hier terecht?’
Hubrecht’s gezichtsuitdrukking veranderde en keek nu serieus. Ze zag dat hij nadacht over wat hij moest zeggen.
‘Vertel maar gewoon, ik kan alles hebben.’
Hij aarzelde even, maar begon toen zijn verhaal.
‘Ik was op weg naar huis, het regende. Ik liep snel om niet al te nat te worden. Ik zag iets liggen en liep terug. Het was overduidelijk iemand die gevallen was, bewusteloos en doorweekt door de regen. Ik heb je toen opgetild en mee naar huis genomen, ik kon je daar niet in de regen laten liggen..’, hij stopte even en ze zag hem aarzelen voordat hij verder ging, ‘kun jij vertellen hoe je daar terecht bent gekomen?’
Livia dacht na. Hij was haar niet voorbij gelopen, hij had de zorg voor haar op zich genomen. Een warm gevoel verspreidde zich van binnen. Ze keek weer in de ogen van Hubrecht en voelde zich rustig worden. Ze zocht naar de juiste woorden.
‘Ik wilde weg, maar ik ben gestruikeld.’
‘Weg van wat?’
‘Van alles.’
Hubrecht keek haar aan met een blik die zij niet kon plaatsen. Een blik van bezorgdheid en verwarring. Ze rilde opnieuw, de kou trok nog dieper in haar lichaam en ze wilde maar al te graag de natte kleren uittrekken. Het was alsof Hubrecht dat aanvoelde.
‘Als je wilt kun je even douchen. Ik heb wel droge kleren voor je, anders wordt je straks nog ziek.’
‘Ja, graag,’ mompelde ze.
Hij stond op en liep naar een kast, haalde wat spullen tevoorschijn en legde die op een stapel. Ondertussen probeerde Livia zelf om overeind te komen. Ze ging op de rand van het bed zitten en stond voorzichtig op. Onwennig stond ze op haar benen.
‘Kom, ik zal je de badkamer even wijzen.’

Hubrecht liep naar de deur van de kamer en ging haar voor. In de badkamer legde hij het stapeltje neer en keek haar aan, verlegen draaide hij zich toen om en liep de badkamer weer uit, har achterlatend. Eerst bleef ze even staan, maar begon toen haar natte spullen uit te trekken. Ze zette de douche aan en wachtte op de juiste temperatuur. Toen de douche stoomwolken afgaf, stapte ze voorzichtig onder de douche. Het warme water op haar huid maakte dat ze opnieuw begon te rillen. De stralen zorgden er langzaam voor dat ze haar vingers en tenen weer begon te voelen. Bij elke druppel die op haar lichaam viel, voelde ze een soort tinteling. Het voelde goed zo’n warme douche. De kou was verdwenen en in plaats daarvan straalde haar lichaam een soort warmte uit. Ze glimlachte, de stralen vielen op haar lichaam en bereikten zo de grond. Ze wilde dat ze hier altijd onder zou kunnen blijven staan, die warmte vasthoudend. Alleen zou dat niet gaan, nu niet, nooit niet. Met een zucht zette ze de douche uit en bleef even staan. Toen de meeste druppels verdwenen waren, stapte ze de douche uit. De handdoek die Hubrecht haar gegeven had was zacht en groot, ze kon hem helemaal om zich heen wikkelen. In de grote handdoek voelde ze zich enigszins verloren, maar toen ze daarna de kleren van Hubrecht aan trok verdween dat. Hij had precies dezelfde maat kleren. De broek was wat lang, maar als ze hem omsloeg zou ze er niet meer over moeten vallen. Bij de wastafel vond ze een borstel, haar lange haren zaten vol met klitten. Er stond nog veel meer bij de wastafel. Hubrecht moest wel erg ijdel zijn, met zoveel spullen. Die acht tandenborstels waren ook wat overdreven. Misschien woonde hij hier wel met zijn vriendin. Dat idee verwierp ze algauw, aangezien ze geen producten voor vrouwen zag staan. Toen ze doorhad dat ze eigenlijk in iemand anders spullen aan het kijken was, schaamde ze zich en liep de badkamer uit.
Voor de kamer van Hubrecht aarzelde ze even, maar ging toen naar binnen. Hubrecht was bezig de natte spullen van het bed te halen.
‘Moet ik helpen?’
Hubrecht keek op en lachte toen.
‘Ben ik zo grappig om te zien?’, vroeg ze.
‘Het is vreemd om iemand anders in je eigen kleren te zien.’
Nu lachte ze ook voorzichtig.
‘Was de douche goed?’
‘Ja, prima.’
Hubrecht had geen antwoord gegeven op haar vraag, mar ze liep toch naar het bed om hem te helpen. Met z’n tweeën ging het een stuk sneller en binnen no time zag het bed er weer uit als nieuw.
‘Zal ik wat te eten voor je maken?’
Ze knikte en volgde hem naar beneden.
Hij zei dat ze alvast in de huiskamer kon gaan zitten. De kamer wat niet al te groot, maar wel leuk ingericht. Ze ging op de bank zitten en keek om zich heen. Wat haar opviel was dat ze nergens een televisie zag staan, vreemd. Meestal hadden mensen een televisie tegenwoordig, dan vooral jongens van zijn leeftijd. Uit de keuken klonken verschillende geluiden, maar ze wist niet of dat aanduidde of het goed of slecht ging. Het liefst zou ze hem even helpen, maar het feit dat ze hem amper kende weerhield haar. Wat wist ze nou van hem? Dat hij Hubrecht heette en hier woonde, maar verder niets. Ze voelde zich opnieuw ongemakkelijk. Hij kon alles met haar uithalen wat hij wilde, niemand die het zou merken. Iets zei haar dat hij niet zo was, de manier waarop hij sprak en hoe hij keek. Op dat moment kwam Hubrecht met twee borden binnen. Ze pakte er één dankbaar aan en keek naar wat hij voor haar had klaargemaakt. Het was een boterham met kaas en tomaat. Ze glimlachte, deze combinatie at ze vroeger ook vaak als haar moeder geen zin had om de koken. Ze nam een hap en proefde dat dit nog beter smaakte dan die van vroeger. Ze zag dat Hubrecht afwachtingvol keek en zich afvroeg wat ze van het eten vond. Ze stak haar duim op en hij grinnikte. Het was schattig om te zien dat als hij lachte, zijn mond een beetje scheef trok, het gaf hem iets liefs. De ogen van de twee kruisten elkaar opnieuw. Livia bleef hem dit keer wel aankijken en voelde dit keer niet de aandrang om weg te rennen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten